Johan Verminnen & Leo Caerts Pop-Up concert Hangar 3020 - Herent (30-05-2021) report: Steven Kauffmann & photo credits: Anja Cleemput info club: Hangar 3020 info band: Johan Verminnen © Rootsville 2021 |
---|
Afgelopen 22 mei mocht Johan Verminnen 70 kaarsjes uitblazen, al vindt hij dat zelf geen prestatie. Men dient echter terdege te beseffen hoe uniek het is dat de man in onze Lage Landen al meer dan 52 jaar een trouw publiek - van pakweg Poperinge tot Groningen - weet te mobiliseren. Als je meer dan een halve eeuw zalen doet vollopen en de mensen blijven komen, betekent dit dat je nog in het peloton zit. Als is dit ondertussen qua generatiegenoten (+ Zjef Vanuytsel, + Kris De Bruyne, + Louis Neefs, +Wannes Van de Velde, + Wim De Craene, + Miel Cools, …) uit het chanson- en kleinkunstgenre danig uitgedund. We mogen hem dus terecht een van de last men standing noemen. In zijn kielzog zijn eigenlijk alleen nog maar Jan de Wilde, Raymond (die nota bene als pianist debuteerde in de toenmalige groep van JV. Het was trouwens Verminnen die hem aanspoorde om in het Nederlands te gaan zingen !) en Willem Vermandere nog actief, als overblijfselen van een hele generatie die aan de wieg van de kleinkunstboom stond. Het predikaat coryfee durft dan al eens vallen, maar dat neigt teveel naar “has been” … Dit kan je in het geval van Johan Verminnen echter onmogelijk beweren … Hij brengt in het op zijn einde lopende CD-tijdperk immers om de zoveel tijd nog steengoede en relevante albums uit. Getuige hiervan zijn 2 laatste werkstukken “Tussen een Glimlach en een Traan” (2016) en “En daarna ga ik vissen” (2019), die écht nog pareltjes van liedjes herbergen (al worden die door Radio 1 & co schromelijk over het hoofd gezien).
Ook het live-album “Plankenkoorts” van de gelijknamige tournee uit 2017 is een aanrader. Te meer omdat Johan Verminnen na al die jaren live nog over een dijk van een stem beschikt en zijn live-reputatie tot nog toe intact gebleven is, mede door de topmuzikanten waarmee hij zich altijd pleegt te omringen. Stabiele klasse is zijn handelsmerk. In Herent zou hij in de fraaie, geheel Coronaproof ingerichte tent zondagavond tot tweemaal voor een vol huis aantreden. Wij waren maar al te blij dat wij deze twee recitals, die hij als duo met zijn trouwe pianist Leo Caerts jr (zoon van de gelijknamige bekende componist en hitleverancier) bracht integraal mochten meemaken …
Het eerste concert van Johan Verminnen sinds de lockdown van oktober begon met een langoureus mooie intro à la Chopin met het credo “Zanger Zondermeer”. En ook al is hij net 70 geworden : van meet af aan zong een supergeconcentreerde Johan Verminnen zich de longen uit het lijf met krachtige vocale uithalen die ook weer konden verstilden, lijzig, in de stijl van Leonard Cohen zaliger. De band werd niet gemist, want de totaalsound was verweven met smaakvol gesamplede bastonen (afkomstig van zijn bassist en orkestleider Bert Candries), een heuse drumcomputer en occasioneel weerklonken er soms zelfs violen ! Hierna passeerde het titelnummer van de gelijknamige CD “Tussen een Glimlach en een Traan” de revue (geïnspireerd door een quote van Toots Thielemans, die begin jaren 70 enkele Verminnen songs prachtig mee inkleurde), wat JV omschreef als de “balans van zijn leven”. Het bezong een nomadisch artiestenbestaan op de planken, dat begon in cafeetjes, balzalen, tenten … lang voordat onze talrijke culturele centra gebouwd werden. Een uitzonderlijk lange carrière waarin hij duizenden keren zou optreden. Over Franse avonturen, tot zelfs in Canada, Praag en Zuid-Afrika toe wist deze troubadour de gemoederen van zijn publiek te beroeren met zijn, vaak autobiografische om en bij de 400 zelfgeschreven liedjes (!).
Véél om uit te kiezen dus. Natuurlijk mocht het iconische “Brussel”, dat na de aanslagen van maart 2016 een wrangere bijklank heeft, niet ontbreken. Hij zong het in een van weemoed barstende versie, met oprecht hartstochtelijke accenten, ook al was het wellicht voor de 10 000ste keer… Johan Verminnen teert niet op routine : hier staat een kwieke prille zeventiger die nog gretig een paar jaar op niveau wil presteren. Getuige hiervan het recente, ontroerende “Eiland vol Eenzaamheid” dat hij samen met de podiumschuwe en mede daarom weggedeemsterde kleinkunstrevelatie Lieven Coppieters (van het legendarische debuutalbum “Jus d'Orange” uit 1976, destijds uitgebracht door het vermaarde Asylum-label) componeerde en schreef, een lied over de vaak onverbiddelijke hardheid van het bestaan van een jonge, alleenstaande moeder, waarbij er tijdens de outro majestueuze bagpipes galmden. Klanken die tijdens de concert met groep voortgebracht worden door de melodieuze hammondorgel van zijn Schotse bandlid Paul Flush. Daarna “Met 7 aan de Tafel”, klassieker uit de beginjaren, als het ware een gezongen foto van zijn jeugdjaren, waar na 5 decennia live nog altijd geen sleet op zit. Dit mede door de funky en soulvolle nuances die Leo Caerts in zijn uiterst meeslepende keyboardspel wist te leggen.
“Mooie Dagen”, nog zo’n evergreen uit 1986 die nog iedereen kent wegens het karakteristieke arrangement, werd door het voltallige publiek meegezongen, ware het met de “sourdine” van de obligate mondmaskers, mondde dit uit in een soort van groepsgospel, met een zichtbaar ontroerde JV. Als je trouwens de betekenis van het woord “bevlogenheid” wil kennen, kijk dan naar de overgave waarmee Leo Caerts het witzwart ivoor beroert, zelden zie je iemand met zoveel gevoel en passie musiceren … Beide heren van dit tweespan zijn na 30 jaar zodanig op elkaar ingespeeld dat ze elkaar blindelings vertrouwen, en deze sobere doch hoogstens efficiënte duoformule laat meer ruimte om nu eindelijk die tekstrijkdom te in vol ornaat te ontwaren ! Het zijn in emotie gebeitelde verhalen, compacte levenslessen, ingegeven door vallen en opstaan of het klappen van de zweep van het leven, woorden met een diepere betekenis, die hier helemaal tot hun recht komen en nopen meer aandacht en zowaar zelfs bezinning, dit gaat diep en appelleert volop aan je inlevingsvermogen voor wie écht wil luisteren naar deze tijdloze schilderijen van songs. Zo is er ook het indringende nieuwe “Al Je Woorden Gaan Op Reis” over het stelselmatig verliezen van je eigen taal, woorden die een voor een wegebben uit je hoofd …
Echt op reis gaan we het kleurenpalet van “Ik Wil de Wereld Zien” die immer heerlijk klinkende ode aan het op reis zijn en oude meesters zoals Brel, Robert Charlebois, Léo Ferré en Claude Nougaro (JV zijn grote voorbeeld, hij wou klinken als hem, en dat heeft hij ruimschoots waargemaakt, meer nog, JV is een volstrekt unieke artiest met een hoogstpersoonlijk geluid en identiteit die onderlinge kruisbestuiving is van invloeden, genres en een soort van universele wereldmuziek die een brug slaat naar chanson/liedkunst, daarom kunnen ze hem zelfs in gebieden we ze onze taal niet spreken naar waarde schatten, omwille van de intrinsieke kwaliteiten van zijn wereldse smeltkroes). Een tijdloos voorbeeld hiervan is het geëngageerde “Bar Tropical”, dat op samen met Jean Blaute op een steenkoude nacht in de Ardennen zou geschreven zijn in een kamertje zonder raam. Heel gedurfd voor die tijd, hekelt hij hierin de hebzucht, het onrecht en de mismeestering ons kolonialistisch regime destijds (1961) Congo aandeed.
En toch, ondanks alle weerhaken en onvolkomenheden houdt de man nog steeds zielsveel van ons surrealistische land, dit demonstreert hij uitvoerig in “Land van” van zijn jongste plaat, zijn alternatieve volkslied vol beelden en verwijzingen naar de scherpe en zachte kantje (“Zelfs de beiaard heeft de blues”) van ons “chaotische”, o zo complexe, maar toch herbergzame landje. Men kon letterlijk een speld horen vallen in de tent. Ook was er plaats voor nostalgie naar “de mooiste dag van zijn leven” : de geboorte van zijn (enige) dochter Paulien, met een kloeke versie van haar lijflied. Het gapende gemis werd bestendigd door de gedreven parlando van “Ouwe Maten” over zijn verdwenen oude makkers, met Leo in een glansrol, hier wonderwel gedijend op een badinerend funky beat, dancing on soulful key als ware de Genius of Soul – Ray Charles in person hier even uit het hiernamaals nedergedaald om deze song over de weemoed van diep gemis toch élan en schwung te geven zoals alleen maar hij dat kon (maar de uiterst subtiele en geraffineerde vingerzetting van Leo Caerts moest hier niet echt onderdoen 😉 Hierna is er tijd voor bittere pijn en verslagenheid over de manier waarop hij zijn oudste broer, en mentor verloor, mits het door merg en been striemende “Niemand Weet” (ook uit “Melancholie”, zijn comeback-album uit 1984, neen nu nog steeds monumentaal klinkende plaat die hij samen met de onvolprezen Tars Lootens componeerde en schreef tijdens een gitzwarte periode waarin hij wegens geldgebrek noodgedwongen zijn voltallige orkest had moeten ontslaan …. “Windmolens zijn te sterk voor wie in zijn eentje vecht” en “Hij die de bloemen krijgt heeft niet altijd gelijk”, pijnlijk eerlijke, maar helaas ook rake vaststellingen, graduated from hard knocks of life. Ook het ontluisterende, midscheeps treffende en naar country zwemende “Ooit” (aanvankelijk geschreven voor Liesbeth List maar ze kon het niet aan om een dergelijk emotioneel diepgravende tekst ook live te brengen” over afscheid nemen en “lenige liefde die zuur wordt als azijn” ging dwars door je heen, alweer zo een miskende parel uit zijn omvangrijke oeuvre die in een rechtvaardige wereld veel meer erkenning gekregen had. Zo groeiden we langzaam naar zijn lijflied, waaraan hij zijn carrière te danken heeft, het eeuwig mooie van pijn en een nog immer zeldzame melodieuze schoonheid doordesemde “Laat me nu toch niet alleen”. Daarmee ronde deze oude vos met grijzende manen, en reus van het Nederlandstalige chanson deze masterclass in écht zingen en doorleefde performance af en werd weer pertinent duidelijk dat je bij iemand die écht met hart en ziel zingt, nog steeds kippenvel krijgt, ook al heb je de artiest in kwestie al tientallen keren live aan het werk gezien.
Goede wijn wordt, soms, beter met de jaren. Afscheid nemen, gelukkig voorlopig nog even geen vaarwel deed hij, met wat hij zelf als zijn mooiste liedje bestempelde “Vier Hoog in de Wolken”, gestileerde symbiose van woord en muziek over een lang voorbijgevlogen liefde die nog schittert aan de boulevard of broken dreams. Hij mag dan wel een halve eeuwig bezig zijn, zijn oeuvre en hijzelf staan er nog als een rots in de branding, met een halfuurtje pauze ertussen had Johan Verminnen op zijn zeventigste bijna drie uur aan een stuk gezongen, in een naakte en pure setting waarin er niets kon of verdoezeld moest worden, doe het maar eens na … een ware hattrick. Hopelijk stelt hij dat vissen nog een paar jaar uit, want deze telg of the closed user group of last men standing is zeker nog niet uitgezongen, of van plan om op zijn lauweren te rusten, zoveel is zeker. Als je de behoefte voelt om tijd uit te trekken om stil te staan bij levensechte verhalen die zich qua inleving en doorleefdheid mijlenver onderscheiden van het al te vaak halfslachtig gemijmer waaraan dit genre vaak ziek is, hier een goede raad. Probeer Johan Verminnen nog live mee te maken nu het nog kan. Zijn concertkalender staat nog gevuld tot de zomer van volgend jaar: , “gaat daar nen avond passeren”
Het rockend chanson op 33 toeren van weleer heeft plaats geruimd voor bezonken rood en de nodige eruditie verworven met bakken levenservaring van een leven dat aan “volle petrol en volle gaaz” gelééfd werd in de daaropvolgende decennia. Maar vergis je niet, vanbinnen kolkt het nog in de bast van de oude bar, “Zingen bevrijdt me”, zegt hij zelf. In ieder geval is hij behept met een zeldzame gave die je echt doet stilstaan bij de essentie van kleinkunst, ook al groeit hij langzaam naar de catharsis van zijn carrière toe, de teugels stevig in de hand, het “songboek van zijn hart” als leidraad voor de laatste rechte lijn. Waardig voortstrijden, de passie en de pijn indachtig, tot hij definitief beslist de laatste noot te laten uitsterven. Ondertussen blijft hij zijn publiek, schijnbaar moeiteloos en met tonnen levenswijsheid en charisma van begin tot eind bij het nekvel grijpen. Hij was, is en blijft een podiumbeest pur sang. “Een zanger is een groep” opperde Wannes Van de Velde ooit, de tweespan Verminnen-Caerts kwam aardig in de buurt op deze gedenkwaardige zondagavond. Er is de vierdelige verzamelbox, de kersverse biografie, maar vergeet voor de nog op stapel staande concerten van deze gerijpte chansonnier niet, ze vormen een ware verrijking en hoogmis van en voor het Nederlandstalige lied, al 52 jaar. Mis hem niet voordat het te laat is, het is écht de moeite waard !